Ik was heel blij met de brief van de Engelse ambassade van 21 maart 1969 die Agnes Koerts nog in haar bezit had. Die geeft eindelijk uitsluitsel over de prijs die de baas van het Britse IPC uitgeversconcern op zijn eerste reis naar het vasteland beschikbaar stelde toen hij hoorde dat de eerste lichting jonge journalisten van de SvdJ zou afstuderen.
De brief was gericht aan Maarten Schneider.
“To confirm our conversations, I enclose the text of the announcement made on 20 March by the British Ambassador, Sir Peter Gaman, at a press conference in Amsterdam in connection with the campaign by the British newspaper and periodicals publishers’ associations:
We should not like this occasion to go by without some recognition of the close bonds of interest that exist between the newspaper industries of The Netherlands and Britain.
It is with great pleasure therefore that I can announce this afternoon an award to be made to an outstanding student of the School of Journalism Utrecht.
The award will have two components:
(a) a two-week study visit to Britain at the invitation of the Foreign and Commonwealth Office;
(b) following this visit, a period of attachment to British newspapers lasting three months or possibly longer at the invitation of the International Publishing Corporation.
The graduate student to receive this award will be selected by the Direction of the School of Journalism from those students who are expected to complete their three-year course of studies at the end of June this year.”
Ik weet niet meer of deze mededeling op het prikbord in de Palmstraat heeft gehangen. Ik kan me nog wel herinneren dat we er ons voor konden opgeven en dat er niet al te veel interesse was voor dit buitenkansje. Ik ben uiteindelijk de gelukkige geworden die deze reis naar Engeland heeft gemaakt.
Wie weet nog hoe die selectie is gegaan?
Dick de Jong
We hebben het antwoord op de vraag waarom ik uitverkoren werd voor het drie maande reisje naar Engeland in september 1969. Uit het archief van Agnes vond ik de brief die Maarten Schneider op het mededelingen bord in de hal had geprikt. Hij was gedateerd 8 mei 1969 en gericht aan de derdejaars. Het betrof het voorlopige programma voor een afgestudeerde van de SvdJ bij het Foreign Office en I.P.C. van 23 juni t/m 26 september. De laatste alinea luidde: ‘Zij die belangstelling hebben, moeten zich voor de afloop van “Overvoorde” melden bij de directie. Aldaar ook nog nadere inlichtingen”. Ik kan me herinneren dat er 25 aanmeldingen waren.
Op de reünie zei eerst Theo dat mijn Engels de doorslag had gegeven. Later zei Joep dat volgens hem Ankie Hofstede mijn naam had voorgesteld bij de directie omdat ik het beste Engelse examen had gemaakt.
Ik heb genoten van die drie maanden Engeland en ik heb ze recent weer wat herbeleefd. Eerst omdat mijn onlangs overleden moeder bleek mijn brieven over die reis bewaard te hebben. De tweede aanleiding was dat ik gisteren bij de begrafenis van mijn eerste baas Friso Endt ben geweest. Met hem kwam ik contact toen ik in Londen op de nachtredactie van de Daily Mirror zat en Friso inbelde over een verhaal. Hij wilde mij wel even aan de lijn hebben en bood me onmiddellijk een baan aan, zelfs voor na mijn diensttijd. Hij had te veel werk voor zijn Time-Life en de Mirror groep, waarvoor hij de Benelux deed.
In 1977 heeft mijn nog betere Engels er ook voor gezorgd dat ik een van de drie journalisten was die door UNICEF Genève uit 85 aanmeldingen geselecteerd werd voor het extra communicatie werk rond het Internationale Jaar voor het Kind, 1979.